Pagina inhoud

    Europese betalingsbevelprocedure (EBB)

    Inleiding Europese betalingsbevelprocedure (EBB)

    De Europese wetgever heeft in 2006 de Europese betalingsbevelprocedure  toegevoegd aan het palet van Europese procedures waarmee de burger overal in de EU eenvoudig toegang krijgt tot de rechter. Het betreft de Verordening (EG) nr. 1896/2006, die met ingang van 1 januari 2009 van toepassing is. Het betreft hier “Unierecht”, dat boven c.q. naast de nationale wettelijke regelingen bestaat. De Verordening kent 29 artikelen.

    De Verordening is in 2015 gewijzigd met Verordening (EU) 2015/2421 (art. 2 van Verordening (EU) 2015/2421 ziet op de wijzigingen in de EBB-Vo), waarmee ook de verordening inzake de Europese procedure voor geringe vorderingen is gewijzigd (art. 1 van Verordening (EU) 2015/2421). De gewijzigde regeling is in werking getreden op 14 juli 2017. De regeling biedt een eenvoudige uniforme Europese betalingsbevelprocedure voor incasso’s binnen de EU. De verkregen titel is direct uitvoerbaar in de hele EU (excl. Denemarken).

    Een toelichting op de procedure en een link naar het formulier (in alle talen van de EU) is ook te vinden op het Europees e-justitieportaal. Kwesties die de toepassing en uitleg van de Verordening betreffen worden in hoogste instantie beslist door het Europese Hof van Justitie.

    Inhoudsopgaaf EBB-Vo

    De Verordening omvat 33 artikelen en zit als volgt in elkaar:

    art. 1 – doel
    art. 2 – werkingssfeer
    art. 3 – definitie grensoverschrijdend
    art. 4 – voor opeisbare geldvorderingen
    art. 5 – definities lidstaat en gerecht
    art. 6 – rechterlijke bevoegdheid (verwijzing naar EEX-Vo)
    art. 7 – wijze van indiening (formulier A)
    art. 8 – behandeling van het verzoek
    art. 9 – aanvulling en correctie verzoek
    art. 10 – wijziging van het verzoek
    art. 11 – afwijzing van het verzoek
    art. 12 – uitvaardiging van het EBB
    art. 13 – betekening EBB  of kennisgeving met bewijs van ontvangst aan de verweerder
    art. 14 – betekening EBB  of kennisgeving zonder bewijs van ontvangst aan de verweerder
    art. 15 – betekening EBB  of kennisgeving aan een vertegenwoordiger
    art. 16 – verweer tegen het EBB
    art. 17 – gevolgen van de indiening van een verweerschrift
    art. 18 – uitvoerbaarheid
    art. 19 – afschaffing exequatur
    art. 20 – heroverweging in uitzonderingsgevallen
    art. 21 – tenuitvoerlegging
    art. 22 – weigering van tenuitvoerlegging
    art. 23 – opschorting of beperking van tenuitvoerlegging
    art. 24 – vertegenwoordiging in rechte
    art. 25 – gerechtskosten
    art. 26 – verhouding tot het nationale procesrecht
    art. 27 – verhouding tot Verordening EG 1348/2000 (zie de pagina Europese Betekeningsverordening)
    art. 28 – informatie over de kosten van betekening en tenuitvoerlegging
    art. 29 – informatie over de rechterlijke bevoegdheid, heroverwegingsprocedures, communicatiemiddelen en talen
    art. 30 – wijzigingen van de bijlagen bij de Verordening
    art. 31 – Comité
    art. 32 – evaluatie
    art. 33 – inwerkingtreding

    Uitvoeringswet

    De Nederlandse wetgever heeft ter implementatie in Nederland een Uitvoeringswet EBB-Vo uitgevaardigd, waarin de verordening in het Nederlandse procesrecht is ingepast. De wet omvat 15 artikelen (art. 1 Uitv. wet EBB-Vo tot en met (art. 15 Uitv. wet EBB-Vo).

    De in Nederland exclusief bevoegde rechter is de rechtbank Den Haag (art. 2 lid 1 Uitv. wet EBB-Vo). De procedure verloopt via de regels voor verzoekschriftprocedures (zie de pagina Verzoekschriftprocedures).

    Wat houdt het in?

    Het Europees betalingsbevel is bedoeld om de burger een eenvoudige, laagdrempelige en goedkope methode te bieden om debiteuren in andere lidstaten tot betaling te bewegen. Het is gebaseerd op het Duitse “Mahnverfahren”. Het principe is eenvoudig: de schuldeiser vult een standaard formulier in en dient dit bij de rechter in. Deze wijst de vordering ex parte toe, en stuurt het bevel vervolgens aan de debiteur, die 30 dagen de tijd krijgt om de schuld te betalen of verweer te voeren. Reageert de debiteur niet, dan vaardigt de rechter een Europees betalingsbevel uit. Dit is rechtstreeks uitvoerbaar in alle lidstaten (m.u.v. Denemarken), zonder tussenkomst van de rechter in het land van executie.

    Doel (art. 1)

    In art. 1 EBB-Vo wordt uiteengezet wat het doel van de verordening is. Dat doel is om in grensoverschrijdende zaken te voorzien in een eenvormige betalingsbevelprocedure, waarmee voor niet-betwiste geldvorderingen eenvoudig, goedkoop en snel een executoriale titel kan worden verkregen. Dit hangt samen met de doelstelling om de betalingsmoraal binnen de EU – en het vertrouwen nodig voor een goed lopend handelsverkeer – te bevorderen.

    Daartoe wordt ook het vereiste van een exequatur in art. 19 EBB-Vo afgeschaft voor het betalingsbevel: de verzoeker krijgt meteen een executoriale titel. Daar zit wel een maar aan: als de verweerder verzet aantekent, moet alsnog een reguliere procedure volgens de ter plaatse toepasselijke procesregels gevolgd worden. Vertegenwoordiging door een advocaat is niet verplicht (art. 24 EBB-Vo).

    Het staat eenieder vrij om de EBB procedure links te laten liggen en voor een reguliere procedure te kiezen (lid 2).

    Toepassingssfeer (art. 2)

    De EBB-procedure is te gebruiken in grensoverschrijdende zaken mits dat burgerlijke of handelszaken zijn (lid 1). De aard van het gerecht is niet relevant.

    De procedure is blijkens lid 2 niet toepasbaar in:

    – familiezaken (goederenrechtelijke zaken in relatie tot huwelijk of geregistreerd partnerschap, erfrecht en testamenten);
    – insolventiezaken of rechtspersonenrecht (faillissement, surseance of ontbinding van vennootschappen);
    – sociale zekerheid;
    – vorderingen uit niet-contractuele verbintenissen, tenzij (i) vastgelegd in een overeenkomst of schuldbekentenis of (ii) zien op vaststaande schulden voortvloeiend uit mede-eigendom van goederen.

    Onder Lidstaat wordt in de verordening niet verstaan: Denemarken (lid 3).

    Grensoverschrijdend (art. 3)

    Onder grensoverschrijdende zaken is te verstaan: een zaak waarin tenminste één van de partijen woonplaats of zetel heeft in een andere Lidstaat dan de zetel van het aangezochte gerecht (lid 1). In plaats van woonplaats of zetel is ook de “gewone verblijfplaats” grondslag voor de verordening.

    De woonplaats zal bepaald moeten worden aan de hand van de EEX-Vo (lid 2). De EBB-Vo verwijst in dit verband nog naar art. 59 en art. 60 EEX-Vo, maar die is in 2015 herzien. Thans zijn dat art. 62 en 63 EEX-Vo (herschikt). Het aangezochte gerecht zal in de regel volgens de EEX-Vo woonplaats gedaagde zijn, behoudens de daar gegeven uitzonderingen voor een alternatief forum (zie de pagina EEX-Vo (herschikt), ook wel bekend als Brussel I-bis).

    Het peilmoment is het moment van indienen (lid 3).

    Europees betalingsbevel (art. 4)

    De Europese betalingsbevelprocedure wordt ingevoerd voor de inning van liquide geldvorderingen voor een specifiek bedrag, die opeisbaar zijn op het tijdstip waarop het verzoek om een Europees betalingsbevel wordt ingediend.

    Definities Lidstaat en gerecht (art. 5)

    „lidstaat van oorsprong”: de lidstaat waar een Europees betalingsbevel wordt uitgevaardigd;

    „lidstaat van tenuitvoerlegging”: de lidstaat waar om tenuitvoerlegging van een Europees betalingsbevel wordt gevraagd;

    „gerecht”: iedere instantie die in een lidstaat bevoegd is ten aanzien van een Europees betalingsbevel of aanverwante aangelegenheden;

    „gerecht van oorsprong”: het gerecht dat een Europees betalingsbevel uitvaardigt.

    Rechterlijke bevoegdheid (art. 6)

    De rechterlijke bevoegdheid moet ook worden bepaald aan de hand van de EEX-Vo. De Lidstaten hebben bij invoering lokale procesregels gegeven, zoals de Nederlandse wetgever voor het EBB rechtbank Den Haag exclusief bevoegd heeft aangewezen. Dat kan per Lidstaat verschillen, wat het voor een verzoeker wel wat ondoorzichtelijk kan maken als je niet met de ter plaatse geldende implementatiewet bekend bent.

    Consument als gedaagde

    In het kader van de consumentenbescherming geldt voor consumenten uitsluitend het forum van art. 62 EEX-Vo (lid 2). De EBB-Vo verwijst nog naar art. 59 EEX-Vo maar dat is vernummerd naar 62.

    Het verzoek om afgifte van een Europees betalingsbevel (art. 7)

    In art. 7 EBB-Vo wordt de gang van zaken rond het initiële verzoek toegelicht. Lid 1 bepaalt, dat het verzoek om een Europees betalingsbevel wordt ingediend door middel van het standaardformulier A van bijlage I.

    Het verzoek dient de gegevens te bevatten vermeld in lid 2 (a t/m g). Via het Europees e-justitieportaal kan dit formulier in een XML formulier worden ingevuld. Dat is een slim formulier, want na invullen van alle velden kan aan het eind worden gekozen voor de taal waarin het verzoek moet worden geprint. Er rolt dan automatisch een formulier uit in de taal van de Lidstaat, waar het verzoek moet worden ingediend. Terwijl bij het invullen in de eigen taal van de verzoeker toelichting wordt gegeven wat in een bepaald veld moet worden ingevuld. Dat is dus best goed geregeld.

    De verzoeker moet er voor instaan, dat de ingevulde gegevens juist zijn. Valse opgaaf is valsheid in geschrifte, aldus lid 3. Wanneer bvb. ten onrechte wordt aangevinkt dat de verweerder geen consument is, waardoor een ander gerecht benaderd wordt (kan worden), dan kan dit strafrechtelijke consequenties hebben als degeen die het betalingsbevel heeft verkregen hiermee probeert zijn geld te innen. De verweerder kan reageren met een strafrechtelijke aangifte.

    Zoals hierna bij art. 17 EBB-Vo aan de orde komt, wordt de procedure – als de verweerder bezwaar maakt tegen het Europees betalingsbevel, bvb. omdat hij anders dan de verzoeker stelt de vordering wel betwist – onder intrekking van het EBB in dat geval verwezen naar een reguliere procedure volgens de nationale procesregels van de Lidstaat waar het EBB-verzoek is ingediend. In Formulier A (het verzoek om een EBB) kan de verzoeker al direct aangeven dat hij dit alsdan niet wil. Dit kan ook later, maar moet wel voor afgifte van het EBB worden meegedeeld aan het gerecht (aldus lid 4).

    Indiening vindt schriftelijk plaats per post (“op een papieren drager”) of langs alle (andere) wegen die beschikbaar zijn volgens de regels van het gerecht waar het verzoek wordt ingediend. Dat kan nog wel eens lastig zijn. Zo kun je in Nederland niet met gerechten mailen. In Duitsland is indiening – naar verluid – ook soms lastig, ook omdat de procedure niet bij alle gerechten voldoende bekend is.

    Lid 6 bepaalt dat een elektronische handtekening wordt erkend conform artikel 2, lid 2, van Richtlijn 1999/93/EG. Ondertekening kan ook plaatsvinden door een vertegenwoordiger van de verzoeker.

    Behandeling van het verzoek om afgifte van een Europees betalingsbevel (art. 8)

    Het gerecht waarbij een verzoek om een Europees betalingsbevel is ingediend, onderzoekt zo spoedig mogelijk op basis van het aanvraagformulier of de in de artikelen 2, 3, 4, 6 en 7 gestelde eisen vervuld zijn en of de vordering gegrond lijkt.

    Dit onderzoek kan via een geautomatiseerde procedure worden uitgevoerd.

    Aanvulling en correctie van het verzoek om afgifte van een Europees betalingsbevel (art. 9)

    Als het gerecht oordeelt, dat het verzoek niet compleet of niet juist is ingevuld, dan kan het de verzoeker vragen om aanvulling of correctie (lid 1). Daarvoor wordt Formulier B gebruikt. Wanneer het verzoek kennelijk ongegrond of kennelijk niet-ontvankelijk is (het gaat bvb. om een zaak waarop volgens art. 2 EBB-Vo de regeling niet is toegestaan), dan kan het gerecht het verzoek direct afwijzen.

    Het gerecht stelt krachtens lid 2 voor de beantwoording een termijn aan de verzoeker. Het kan deze termijn naar eigen goeddunken al dan niet verlengen.

    Wijziging van het verzoek om afgifte van een Europees betalingsbevel (art. 10)

    Als het verzoek slechts gedeeltelijk niet juist is, dan kan het de verzoeker meedelen dat het gerecht het EBB wel wil verlenen, maar gewijzigd. Dit geschiedt door middel van Formulier C. Het gerecht geeft daarbij ook een “Rechtsbelehrung”.

    De verzoeker kan dan binnen de gestelde termijn aangeven of deze daarmee instemt. Doet hij dit niet of niet tijdig, dan wordt het EBB geweigerd (lid 3).

    Wanneer de verzoeker het voorstel tot wijziging aanvaardt, dan wordt een EBB in de gewijzigde vorm verstrekt (lid 2). Bijzonder gevolg is, dat voor het resterende deel van het oorspronkelijk gevorderde de nationale (proces)regels komen te gelden. Dat zou in de praktijk tot complicaties aanleiding kunnen geven, wanneer naar nationaal recht de wijziging van het verzoek meebrengt dat de vordering in dat geval als afgewezen wordt beschouwd en die beslissing kracht van gewijsde zou krijgen wanneer niet tijdig een rechtsmiddel wordt ingesteld.

    In art. 4 Uitvoeringswet EBB-Vo is voor de Nederlandse rechtssfeer bepaald, dat het niet verlenen van een EBB voor het overige deel van de vordering deze onverlet laat. De afwijzing heeft dus geen invloed op de verjaring etc. van dit andere deel van de vordering. Het EBB-verzoek heeft ten aanzien van dat gedeelte dus rechtens geen effect.

    Afwijzing van het verzoek om afgifte van een Europees betalingsbevel (art. 11)

    Wanneer het verzoek niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen, en ook geen basis is voor een voorstel tot wijziging als bedoeld in art. 10, dan wordt het afgewezen. Dat kan dus om meerdere redenen zijn, die zijn af te leiden uit de voorgaande artikelen: vordering voldoet niet aan de voorwaarden voor een EBB, vordering is kennelijk ongegrond, verzoeker reageert niet (tijdig) op een verzoek tot aanvulling of correctie, of op een wijzigingsvoorstel.

    De afwijzing wordt aan de verzoeker meegedeeld met gebruikmaking van Formulier D.

    Geen rechtsmiddel; nieuw verzoek of andere procedure mogelijk

    Tegen de afwijzing staat geen hoger beroep open (lid 2).

    De verzoeker kan blijkens lid 3 een nieuw EBB-verzoek indienen (onder verbetering van de redenen die eerder tot afwijzing leidden, zou raadzaam zijn). Of men kan ervoor kiezen dan maar een ander soort procedure te starten. Bij voorbeeld omdat het gerecht heeft beslist dat het wel een betwiste vordering betreft en om die reden een EBB heeft afgewezen.

    Uitvaardiging van een Europees betalingsbevel (art. 12)

    Is het verzoek toewijsbaar, dan vaardigt het gerecht het betalingsbevel uit (lid 1).

    Termijn waarbinnen het Europees betalingsbevel wordt afgegeven

    Het gerecht beslist “normaliter” binnen 30 dagen, waarin niet is begrepen de tijd voor aanvulling of correctie.

    Kennisgeving of betekening aan verweerder door het gerecht

    Het gerecht stuurt het EBB aan de verweerder. Daarvoor gebruikt het gerecht Formulier E. Daarbij wordt gevoegd het verzoek, maar niet de door de verzoeker daarbij gevoegde bijlagen (lid 2).

    Daarbij wordt een toelichting gegeven wat de mogelijkheden van de verweerder zijn, te weten: (a) betalen of (b) binnen 30 dagen op de voet van art. 16 EBB-Vo bezwaar maken tegen het EBB. In lid 4 a t/m c wordt opgesomd, wat het gerecht verder nog aan de verweerder meedeelt.

    De toezending vindt plaats via betekening of kennisgeving volgens de lokale gebruiken (lid 5). Deze moeten voldoen aan de minimumnormen van art. 13, 14 en 15 EBB-Vo. Krachtens In art. 5 Uitvoeringswet EBB-Vo wordt dit in Nederland hetzij gedaan met aangetekende brief met bericht van ontvangst of door middel van een exploot.

    Verweer tegen een Europees betalingsbevel (art. 16)

    De verweerder kan een verweerschrift indienen volgens het standaardformulier F (lid 1). Dat wordt met het toegezonden EBB aan de verweerder meegestuurd. De verweerder moet het verweerschrift (evt. electronisch) ondertekenen of door een vertegenwoordiger doen ondertekenen. Hij stuurt dit hetzij per post of langs de daarvoor ter plaatse gebruikelijke methoden (bvb. electronisch) toe.

    Termijn voor verweer tegen EBB

    De termijn is: binnen 30 dagen (lid 2).

    Onderbouwing verweer niet vereist

    Blijkens lid 3 hoeft de verweerder zijn bezwaar tegen het EBB niet te onderbouwen. Hij hoeft alleen maar te verklaren dat hij de vordering betwist.

    Gevolgen betwisting Europees betalingsbevel (art. 17)

    Indien binnen de in artikel 16, lid 2, gestelde termijn een verweerschrift is ingediend, wordt de procedure volgens het gewone burgerlijk procesrecht voortgezet voor de bevoegde gerechten van de lidstaat waar het EBB is afgegeven. Het feit, dat de procedure is gestart via een EBB laat de vordering van de eiser in de nationale procedure onverlet.

    Dit tenzij de eiser, overeenkomstig artikel 7, lid 4, uitdrukkelijk heeft verzocht de procedure in dat geval te staken.

    Wijze van overgang naar nationale procedure

    De (wijze van) overgang naar een nationale procedure wordt beheerst door het recht van de Lidstaat waar het EBB is afgegeven (lid 2). In art. 6 Uitvoeringswet EBB-Vo wordt dit voor de verwijzing door rechtbank Den Haag geregeld. Die kan zowel verwijzen naar een verzoekschriftprocedure als naar een dagvaardingsprocedure. De datum van indiening van het EBB geldt als inleidingsmoment van de procedure.

    Mededeling aan eiser

    Om Kafkaiaanse toestanden te voorkomen wordt aan de eiser mededeling gedaan of de verweerder een verweerschrift heeft ingediend en of er naar een gewone procedure wordt overgegaan.

    Heroverweging van het Europees betalingsbevel (art. 20)

    De verweerder kan – na verstrijken van de termijn voor verweer – onder de in art. 20 EBB-Vo gestelde voorwaarden heroverweging van het EBB verzoeken. De kop van het artikel geeft duidelijk aan, dat het hierbij om uitzonderingsgevallen moet gaan.

    Afgifte uitvoerbare titel van het Europees betalingsbevel (art. 18)

    Indien binnen de in artikel 16, lid 2, gestelde termijn géén verweerschrift is ingediend, verklaart het gerecht het Europees betalingsbevel “onverwijld” uitvoerbaar door middel van het standaardformulier G.

    Het gerecht zendt het in executoriale vorm uitgegeven EBB vervolgens aan eiser (lid 3).

    Uitvoerbaarheid en op de executie toepasselijk recht

    De formele voorwaarden waaronder het betalingsbevel uitvoerbaar wordt, worden – onverlet lid 1 – beheerst door het recht van de Lidstaat van afgifte van het EBB (art. 18 lid 2 EBB-Vo). Naar Nederlands recht vormen de in art. 7 Uitvoeringswet EBB-Vo genoemde bescheiden samen een executoriale titel als bedoeld in art. 430 Rv..

    De executie wordt echter beheerst door het recht van het land van tenuitvoerlegging (art. 21 EBB-Vo). Dat zal dikwijls de Lidstaat zijn waar de verweerder woonplaats heeft, maar er kan natuurlijk ook elders op vermogensbestanddelen van verweerder verhaal gezocht worden, overal in de EU (excl. Denemarken).

    Doordat een exequatur niet meer vereist is (art. 19 EBB-Vo) kan een gerechtsdeurwaarder of andere ter plaatse bevoegde instantie de tenuitvoerlegging rechtstreeks ter hand nemen.

    Rechtspraak

    Heroverweging (art. 20 EBB-Vo)

    Rb. Den Haag 16 augustus 2019 (Agnail Ltd./QFR Europe BV) – heroverweging van in Nederland uitgegeven EBB omdat niet aan de minimumnormen van betekening is voldaan: stukken aan Ierse partij in Nederlands gestuurd waardoor die niet kan beoordelen of verweer aangewezen is.

    Auteur & Last edit

    [MdV, 25-03-2020]

    Europese betalingsbevelprocedure (EBB)

    Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

    Praktizijns

    Pagina inhoud

      Europese betalingsbevelprocedure (EBB)

      Inleiding Europese betalingsbevelprocedure (EBB)

      De Europese wetgever heeft in 2006 de Europese betalingsbevelprocedure  toegevoegd aan het palet van Europese procedures waarmee de burger overal in de EU eenvoudig toegang krijgt tot de rechter. Het betreft de Verordening (EG) nr. 1896/2006, die met ingang van 1 januari 2009 van toepassing is. Het betreft hier “Unierecht”, dat boven c.q. naast de nationale wettelijke regelingen bestaat. De Verordening kent 29 artikelen.

      De Verordening is in 2015 gewijzigd met Verordening (EU) 2015/2421 (art. 2 van Verordening (EU) 2015/2421 ziet op de wijzigingen in de EBB-Vo), waarmee ook de verordening inzake de Europese procedure voor geringe vorderingen is gewijzigd (art. 1 van Verordening (EU) 2015/2421). De gewijzigde regeling is in werking getreden op 14 juli 2017. De regeling biedt een eenvoudige uniforme Europese betalingsbevelprocedure voor incasso’s binnen de EU. De verkregen titel is direct uitvoerbaar in de hele EU (excl. Denemarken).

      Een toelichting op de procedure en een link naar het formulier (in alle talen van de EU) is ook te vinden op het Europees e-justitieportaal. Kwesties die de toepassing en uitleg van de Verordening betreffen worden in hoogste instantie beslist door het Europese Hof van Justitie.

      Inhoudsopgaaf EBB-Vo

      De Verordening omvat 33 artikelen en zit als volgt in elkaar:

      art. 1 – doel
      art. 2 – werkingssfeer
      art. 3 – definitie grensoverschrijdend
      art. 4 – voor opeisbare geldvorderingen
      art. 5 – definities lidstaat en gerecht
      art. 6 – rechterlijke bevoegdheid (verwijzing naar EEX-Vo)
      art. 7 – wijze van indiening (formulier A)
      art. 8 – behandeling van het verzoek
      art. 9 – aanvulling en correctie verzoek
      art. 10 – wijziging van het verzoek
      art. 11 – afwijzing van het verzoek
      art. 12 – uitvaardiging van het EBB
      art. 13 – betekening EBB  of kennisgeving met bewijs van ontvangst aan de verweerder
      art. 14 – betekening EBB  of kennisgeving zonder bewijs van ontvangst aan de verweerder
      art. 15 – betekening EBB  of kennisgeving aan een vertegenwoordiger
      art. 16 – verweer tegen het EBB
      art. 17 – gevolgen van de indiening van een verweerschrift
      art. 18 – uitvoerbaarheid
      art. 19 – afschaffing exequatur
      art. 20 – heroverweging in uitzonderingsgevallen
      art. 21 – tenuitvoerlegging
      art. 22 – weigering van tenuitvoerlegging
      art. 23 – opschorting of beperking van tenuitvoerlegging
      art. 24 – vertegenwoordiging in rechte
      art. 25 – gerechtskosten
      art. 26 – verhouding tot het nationale procesrecht
      art. 27 – verhouding tot Verordening EG 1348/2000 (zie de pagina Europese Betekeningsverordening)
      art. 28 – informatie over de kosten van betekening en tenuitvoerlegging
      art. 29 – informatie over de rechterlijke bevoegdheid, heroverwegingsprocedures, communicatiemiddelen en talen
      art. 30 – wijzigingen van de bijlagen bij de Verordening
      art. 31 – Comité
      art. 32 – evaluatie
      art. 33 – inwerkingtreding

      Uitvoeringswet

      De Nederlandse wetgever heeft ter implementatie in Nederland een Uitvoeringswet EBB-Vo uitgevaardigd, waarin de verordening in het Nederlandse procesrecht is ingepast. De wet omvat 15 artikelen (art. 1 Uitv. wet EBB-Vo tot en met (art. 15 Uitv. wet EBB-Vo).

      De in Nederland exclusief bevoegde rechter is de rechtbank Den Haag (art. 2 lid 1 Uitv. wet EBB-Vo). De procedure verloopt via de regels voor verzoekschriftprocedures (zie de pagina Verzoekschriftprocedures).

      Wat houdt het in?

      Het Europees betalingsbevel is bedoeld om de burger een eenvoudige, laagdrempelige en goedkope methode te bieden om debiteuren in andere lidstaten tot betaling te bewegen. Het is gebaseerd op het Duitse “Mahnverfahren”. Het principe is eenvoudig: de schuldeiser vult een standaard formulier in en dient dit bij de rechter in. Deze wijst de vordering ex parte toe, en stuurt het bevel vervolgens aan de debiteur, die 30 dagen de tijd krijgt om de schuld te betalen of verweer te voeren. Reageert de debiteur niet, dan vaardigt de rechter een Europees betalingsbevel uit. Dit is rechtstreeks uitvoerbaar in alle lidstaten (m.u.v. Denemarken), zonder tussenkomst van de rechter in het land van executie.

      Doel (art. 1)

      In art. 1 EBB-Vo wordt uiteengezet wat het doel van de verordening is. Dat doel is om in grensoverschrijdende zaken te voorzien in een eenvormige betalingsbevelprocedure, waarmee voor niet-betwiste geldvorderingen eenvoudig, goedkoop en snel een executoriale titel kan worden verkregen. Dit hangt samen met de doelstelling om de betalingsmoraal binnen de EU – en het vertrouwen nodig voor een goed lopend handelsverkeer – te bevorderen.

      Daartoe wordt ook het vereiste van een exequatur in art. 19 EBB-Vo afgeschaft voor het betalingsbevel: de verzoeker krijgt meteen een executoriale titel. Daar zit wel een maar aan: als de verweerder verzet aantekent, moet alsnog een reguliere procedure volgens de ter plaatse toepasselijke procesregels gevolgd worden. Vertegenwoordiging door een advocaat is niet verplicht (art. 24 EBB-Vo).

      Het staat eenieder vrij om de EBB procedure links te laten liggen en voor een reguliere procedure te kiezen (lid 2).

      Toepassingssfeer (art. 2)

      De EBB-procedure is te gebruiken in grensoverschrijdende zaken mits dat burgerlijke of handelszaken zijn (lid 1). De aard van het gerecht is niet relevant.

      De procedure is blijkens lid 2 niet toepasbaar in:

      – familiezaken (goederenrechtelijke zaken in relatie tot huwelijk of geregistreerd partnerschap, erfrecht en testamenten);
      – insolventiezaken of rechtspersonenrecht (faillissement, surseance of ontbinding van vennootschappen);
      – sociale zekerheid;
      – vorderingen uit niet-contractuele verbintenissen, tenzij (i) vastgelegd in een overeenkomst of schuldbekentenis of (ii) zien op vaststaande schulden voortvloeiend uit mede-eigendom van goederen.

      Onder Lidstaat wordt in de verordening niet verstaan: Denemarken (lid 3).

      Grensoverschrijdend (art. 3)

      Onder grensoverschrijdende zaken is te verstaan: een zaak waarin tenminste één van de partijen woonplaats of zetel heeft in een andere Lidstaat dan de zetel van het aangezochte gerecht (lid 1). In plaats van woonplaats of zetel is ook de “gewone verblijfplaats” grondslag voor de verordening.

      De woonplaats zal bepaald moeten worden aan de hand van de EEX-Vo (lid 2). De EBB-Vo verwijst in dit verband nog naar art. 59 en art. 60 EEX-Vo, maar die is in 2015 herzien. Thans zijn dat art. 62 en 63 EEX-Vo (herschikt). Het aangezochte gerecht zal in de regel volgens de EEX-Vo woonplaats gedaagde zijn, behoudens de daar gegeven uitzonderingen voor een alternatief forum (zie de pagina EEX-Vo (herschikt), ook wel bekend als Brussel I-bis).

      Het peilmoment is het moment van indienen (lid 3).

      Europees betalingsbevel (art. 4)

      De Europese betalingsbevelprocedure wordt ingevoerd voor de inning van liquide geldvorderingen voor een specifiek bedrag, die opeisbaar zijn op het tijdstip waarop het verzoek om een Europees betalingsbevel wordt ingediend.

      Definities Lidstaat en gerecht (art. 5)

      „lidstaat van oorsprong”: de lidstaat waar een Europees betalingsbevel wordt uitgevaardigd;

      „lidstaat van tenuitvoerlegging”: de lidstaat waar om tenuitvoerlegging van een Europees betalingsbevel wordt gevraagd;

      „gerecht”: iedere instantie die in een lidstaat bevoegd is ten aanzien van een Europees betalingsbevel of aanverwante aangelegenheden;

      „gerecht van oorsprong”: het gerecht dat een Europees betalingsbevel uitvaardigt.

      Rechterlijke bevoegdheid (art. 6)

      De rechterlijke bevoegdheid moet ook worden bepaald aan de hand van de EEX-Vo. De Lidstaten hebben bij invoering lokale procesregels gegeven, zoals de Nederlandse wetgever voor het EBB rechtbank Den Haag exclusief bevoegd heeft aangewezen. Dat kan per Lidstaat verschillen, wat het voor een verzoeker wel wat ondoorzichtelijk kan maken als je niet met de ter plaatse geldende implementatiewet bekend bent.

      Consument als gedaagde

      In het kader van de consumentenbescherming geldt voor consumenten uitsluitend het forum van art. 62 EEX-Vo (lid 2). De EBB-Vo verwijst nog naar art. 59 EEX-Vo maar dat is vernummerd naar 62.

      Het verzoek om afgifte van een Europees betalingsbevel (art. 7)

      In art. 7 EBB-Vo wordt de gang van zaken rond het initiële verzoek toegelicht. Lid 1 bepaalt, dat het verzoek om een Europees betalingsbevel wordt ingediend door middel van het standaardformulier A van bijlage I.

      Het verzoek dient de gegevens te bevatten vermeld in lid 2 (a t/m g). Via het Europees e-justitieportaal kan dit formulier in een XML formulier worden ingevuld. Dat is een slim formulier, want na invullen van alle velden kan aan het eind worden gekozen voor de taal waarin het verzoek moet worden geprint. Er rolt dan automatisch een formulier uit in de taal van de Lidstaat, waar het verzoek moet worden ingediend. Terwijl bij het invullen in de eigen taal van de verzoeker toelichting wordt gegeven wat in een bepaald veld moet worden ingevuld. Dat is dus best goed geregeld.

      De verzoeker moet er voor instaan, dat de ingevulde gegevens juist zijn. Valse opgaaf is valsheid in geschrifte, aldus lid 3. Wanneer bvb. ten onrechte wordt aangevinkt dat de verweerder geen consument is, waardoor een ander gerecht benaderd wordt (kan worden), dan kan dit strafrechtelijke consequenties hebben als degeen die het betalingsbevel heeft verkregen hiermee probeert zijn geld te innen. De verweerder kan reageren met een strafrechtelijke aangifte.

      Zoals hierna bij art. 17 EBB-Vo aan de orde komt, wordt de procedure – als de verweerder bezwaar maakt tegen het Europees betalingsbevel, bvb. omdat hij anders dan de verzoeker stelt de vordering wel betwist – onder intrekking van het EBB in dat geval verwezen naar een reguliere procedure volgens de nationale procesregels van de Lidstaat waar het EBB-verzoek is ingediend. In Formulier A (het verzoek om een EBB) kan de verzoeker al direct aangeven dat hij dit alsdan niet wil. Dit kan ook later, maar moet wel voor afgifte van het EBB worden meegedeeld aan het gerecht (aldus lid 4).

      Indiening vindt schriftelijk plaats per post (“op een papieren drager”) of langs alle (andere) wegen die beschikbaar zijn volgens de regels van het gerecht waar het verzoek wordt ingediend. Dat kan nog wel eens lastig zijn. Zo kun je in Nederland niet met gerechten mailen. In Duitsland is indiening – naar verluid – ook soms lastig, ook omdat de procedure niet bij alle gerechten voldoende bekend is.

      Lid 6 bepaalt dat een elektronische handtekening wordt erkend conform artikel 2, lid 2, van Richtlijn 1999/93/EG. Ondertekening kan ook plaatsvinden door een vertegenwoordiger van de verzoeker.

      Behandeling van het verzoek om afgifte van een Europees betalingsbevel (art. 8)

      Het gerecht waarbij een verzoek om een Europees betalingsbevel is ingediend, onderzoekt zo spoedig mogelijk op basis van het aanvraagformulier of de in de artikelen 2, 3, 4, 6 en 7 gestelde eisen vervuld zijn en of de vordering gegrond lijkt.

      Dit onderzoek kan via een geautomatiseerde procedure worden uitgevoerd.

      Aanvulling en correctie van het verzoek om afgifte van een Europees betalingsbevel (art. 9)

      Als het gerecht oordeelt, dat het verzoek niet compleet of niet juist is ingevuld, dan kan het de verzoeker vragen om aanvulling of correctie (lid 1). Daarvoor wordt Formulier B gebruikt. Wanneer het verzoek kennelijk ongegrond of kennelijk niet-ontvankelijk is (het gaat bvb. om een zaak waarop volgens art. 2 EBB-Vo de regeling niet is toegestaan), dan kan het gerecht het verzoek direct afwijzen.

      Het gerecht stelt krachtens lid 2 voor de beantwoording een termijn aan de verzoeker. Het kan deze termijn naar eigen goeddunken al dan niet verlengen.

      Wijziging van het verzoek om afgifte van een Europees betalingsbevel (art. 10)

      Als het verzoek slechts gedeeltelijk niet juist is, dan kan het de verzoeker meedelen dat het gerecht het EBB wel wil verlenen, maar gewijzigd. Dit geschiedt door middel van Formulier C. Het gerecht geeft daarbij ook een “Rechtsbelehrung”.

      De verzoeker kan dan binnen de gestelde termijn aangeven of deze daarmee instemt. Doet hij dit niet of niet tijdig, dan wordt het EBB geweigerd (lid 3).

      Wanneer de verzoeker het voorstel tot wijziging aanvaardt, dan wordt een EBB in de gewijzigde vorm verstrekt (lid 2). Bijzonder gevolg is, dat voor het resterende deel van het oorspronkelijk gevorderde de nationale (proces)regels komen te gelden. Dat zou in de praktijk tot complicaties aanleiding kunnen geven, wanneer naar nationaal recht de wijziging van het verzoek meebrengt dat de vordering in dat geval als afgewezen wordt beschouwd en die beslissing kracht van gewijsde zou krijgen wanneer niet tijdig een rechtsmiddel wordt ingesteld.

      In art. 4 Uitvoeringswet EBB-Vo is voor de Nederlandse rechtssfeer bepaald, dat het niet verlenen van een EBB voor het overige deel van de vordering deze onverlet laat. De afwijzing heeft dus geen invloed op de verjaring etc. van dit andere deel van de vordering. Het EBB-verzoek heeft ten aanzien van dat gedeelte dus rechtens geen effect.

      Afwijzing van het verzoek om afgifte van een Europees betalingsbevel (art. 11)

      Wanneer het verzoek niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen, en ook geen basis is voor een voorstel tot wijziging als bedoeld in art. 10, dan wordt het afgewezen. Dat kan dus om meerdere redenen zijn, die zijn af te leiden uit de voorgaande artikelen: vordering voldoet niet aan de voorwaarden voor een EBB, vordering is kennelijk ongegrond, verzoeker reageert niet (tijdig) op een verzoek tot aanvulling of correctie, of op een wijzigingsvoorstel.

      De afwijzing wordt aan de verzoeker meegedeeld met gebruikmaking van Formulier D.

      Geen rechtsmiddel; nieuw verzoek of andere procedure mogelijk

      Tegen de afwijzing staat geen hoger beroep open (lid 2).

      De verzoeker kan blijkens lid 3 een nieuw EBB-verzoek indienen (onder verbetering van de redenen die eerder tot afwijzing leidden, zou raadzaam zijn). Of men kan ervoor kiezen dan maar een ander soort procedure te starten. Bij voorbeeld omdat het gerecht heeft beslist dat het wel een betwiste vordering betreft en om die reden een EBB heeft afgewezen.

      Uitvaardiging van een Europees betalingsbevel (art. 12)

      Is het verzoek toewijsbaar, dan vaardigt het gerecht het betalingsbevel uit (lid 1).

      Termijn waarbinnen het Europees betalingsbevel wordt afgegeven

      Het gerecht beslist “normaliter” binnen 30 dagen, waarin niet is begrepen de tijd voor aanvulling of correctie.

      Kennisgeving of betekening aan verweerder door het gerecht

      Het gerecht stuurt het EBB aan de verweerder. Daarvoor gebruikt het gerecht Formulier E. Daarbij wordt gevoegd het verzoek, maar niet de door de verzoeker daarbij gevoegde bijlagen (lid 2).

      Daarbij wordt een toelichting gegeven wat de mogelijkheden van de verweerder zijn, te weten: (a) betalen of (b) binnen 30 dagen op de voet van art. 16 EBB-Vo bezwaar maken tegen het EBB. In lid 4 a t/m c wordt opgesomd, wat het gerecht verder nog aan de verweerder meedeelt.

      De toezending vindt plaats via betekening of kennisgeving volgens de lokale gebruiken (lid 5). Deze moeten voldoen aan de minimumnormen van art. 13, 14 en 15 EBB-Vo. Krachtens In art. 5 Uitvoeringswet EBB-Vo wordt dit in Nederland hetzij gedaan met aangetekende brief met bericht van ontvangst of door middel van een exploot.

      Verweer tegen een Europees betalingsbevel (art. 16)

      De verweerder kan een verweerschrift indienen volgens het standaardformulier F (lid 1). Dat wordt met het toegezonden EBB aan de verweerder meegestuurd. De verweerder moet het verweerschrift (evt. electronisch) ondertekenen of door een vertegenwoordiger doen ondertekenen. Hij stuurt dit hetzij per post of langs de daarvoor ter plaatse gebruikelijke methoden (bvb. electronisch) toe.

      Termijn voor verweer tegen EBB

      De termijn is: binnen 30 dagen (lid 2).

      Onderbouwing verweer niet vereist

      Blijkens lid 3 hoeft de verweerder zijn bezwaar tegen het EBB niet te onderbouwen. Hij hoeft alleen maar te verklaren dat hij de vordering betwist.

      Gevolgen betwisting Europees betalingsbevel (art. 17)

      Indien binnen de in artikel 16, lid 2, gestelde termijn een verweerschrift is ingediend, wordt de procedure volgens het gewone burgerlijk procesrecht voortgezet voor de bevoegde gerechten van de lidstaat waar het EBB is afgegeven. Het feit, dat de procedure is gestart via een EBB laat de vordering van de eiser in de nationale procedure onverlet.

      Dit tenzij de eiser, overeenkomstig artikel 7, lid 4, uitdrukkelijk heeft verzocht de procedure in dat geval te staken.

      Wijze van overgang naar nationale procedure

      De (wijze van) overgang naar een nationale procedure wordt beheerst door het recht van de Lidstaat waar het EBB is afgegeven (lid 2). In art. 6 Uitvoeringswet EBB-Vo wordt dit voor de verwijzing door rechtbank Den Haag geregeld. Die kan zowel verwijzen naar een verzoekschriftprocedure als naar een dagvaardingsprocedure. De datum van indiening van het EBB geldt als inleidingsmoment van de procedure.

      Mededeling aan eiser

      Om Kafkaiaanse toestanden te voorkomen wordt aan de eiser mededeling gedaan of de verweerder een verweerschrift heeft ingediend en of er naar een gewone procedure wordt overgegaan.

      Heroverweging van het Europees betalingsbevel (art. 20)

      De verweerder kan – na verstrijken van de termijn voor verweer – onder de in art. 20 EBB-Vo gestelde voorwaarden heroverweging van het EBB verzoeken. De kop van het artikel geeft duidelijk aan, dat het hierbij om uitzonderingsgevallen moet gaan.

      Afgifte uitvoerbare titel van het Europees betalingsbevel (art. 18)

      Indien binnen de in artikel 16, lid 2, gestelde termijn géén verweerschrift is ingediend, verklaart het gerecht het Europees betalingsbevel “onverwijld” uitvoerbaar door middel van het standaardformulier G.

      Het gerecht zendt het in executoriale vorm uitgegeven EBB vervolgens aan eiser (lid 3).

      Uitvoerbaarheid en op de executie toepasselijk recht

      De formele voorwaarden waaronder het betalingsbevel uitvoerbaar wordt, worden – onverlet lid 1 – beheerst door het recht van de Lidstaat van afgifte van het EBB (art. 18 lid 2 EBB-Vo). Naar Nederlands recht vormen de in art. 7 Uitvoeringswet EBB-Vo genoemde bescheiden samen een executoriale titel als bedoeld in art. 430 Rv..

      De executie wordt echter beheerst door het recht van het land van tenuitvoerlegging (art. 21 EBB-Vo). Dat zal dikwijls de Lidstaat zijn waar de verweerder woonplaats heeft, maar er kan natuurlijk ook elders op vermogensbestanddelen van verweerder verhaal gezocht worden, overal in de EU (excl. Denemarken).

      Doordat een exequatur niet meer vereist is (art. 19 EBB-Vo) kan een gerechtsdeurwaarder of andere ter plaatse bevoegde instantie de tenuitvoerlegging rechtstreeks ter hand nemen.

      Rechtspraak

      Heroverweging (art. 20 EBB-Vo)

      Rb. Den Haag 16 augustus 2019 (Agnail Ltd./QFR Europe BV) – heroverweging van in Nederland uitgegeven EBB omdat niet aan de minimumnormen van betekening is voldaan: stukken aan Ierse partij in Nederlands gestuurd waardoor die niet kan beoordelen of verweer aangewezen is.

      Auteur & Last edit

      [MdV, 25-03-2020]

      Europese betalingsbevelprocedure (EBB)

      Zoeken binnen de kennisbank

      Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!